Vragen en antwoorden over regiogerichtheid (2017)
Publicatie | 01-03-2022
Antwoorden op aanvullende vragen over regiogerichtheid die in 2017 door vergunninghouders zijn gesteld. De vragen zijn geanonimiseerd.
De Rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 17 augustus jl. bevestigd dat de regio bepaald wordt door het groene gebied. De beoordeling van het percentage regiogerichtheid van een programma moet daarom plaatsvinden aan de hand van het groene gebied. In een brief van Agentschap Telecom van 8 juli 2016 is daarnaast onderstaande opgemerkt over de situatie dat een vergunning een samenstel van frequenties omvat:
“Sommige vergunningen bestaan uit meerdere frequenties, die niet altijd aaneengesloten zijn. De witte en paarse gebieden tussen die frequenties behoren niet tot de regio. Alleen de groene gebieden van de frequenties die behoren tot één kavel, dienen aangemerkt te worden als de regio.”
Als er op een kavel maar 1 programma wordt uitgezonden, hoeft (en kan) het percentage regiogerichtheid niet per groen gebied gehaald (te) worden, maar in de groene gebieden gezamenlijk (dat wil zeggen de som van de groene gebieden). Dit betekent dat er sprake is van een regiogericht programma-element indien die programmering op ten minste één groen gebied van het kavel betrekking heeft.
Hierbij geldt dat een regiogericht programma-element (zoals nieuws) maar 1 keer kan worden meegeteld als het voor meerdere groene gebieden in een kavel als regiogericht kan worden aangemerkt. Tezamen moeten de regiogerichte programma-elementen minimaal het in de vergunning voorgeschreven percentage regiogerichtheid te bedragen.
Nee, dat is niet mogelijk. Op de vergunninghouder rust de plicht om te voldoen aan de (zelf geboden) regiogerichtheidseis. In dat kader is per 1 september 2017 in de vergunningen een administratieplicht opgenomen (artikel 4, vierde lid) die kort gezegd inhoudt dat de vergunninghouder een administratie bijhoudt waaruit blijkt dat hij op de dag van uitzending ten minste het regiogerichtheidspercentage haalt en welke elementen daaraan bijdragen en waarom. Het hanteren van vaste percentages past daar niet bij, want daarmee wordt niet de werkelijke situatie vastgelegd, terwijl die juist wel bepalend is voor het voldoen aan de regiogerichtheidseis.
De regiogerichtheidseis geldt daarnaast voor de netto-zendtijd (zonder reclame). Als in een uur wordt uitgegaan van meer of minder reclame dan daadwerkelijk is uitgezonden, dan kan de netto-zendtijd (en daarmee het regiogerichtheidspercentage) niet juist berekend worden, zowel niet in het nadeel als in het voordeel van de vergunninghouder.
De bepaling van artikel 4, vierde lid van de vergunning, leidt in verhouding tot “de oude situatie” overigens niet tot extra lasten voor een vergunninghouder. Een vergunninghouder kan immers alleen aan de regiogerichtheidseis voldoen indien hij zelf (vooraf) verifieert dat de regiogerichtheidseis ten minste wordt gehaald. Ook de rechtbank heeft geoordeeld dat de administratieplicht feitelijk al in de regiogerichtheidseis en de bewijslast daarbij besloten ligt. Bij een onderzoek naar de naleving van de regiogerichtheidseis wordt géén rekening gehouden met vaste percentages van variabelen. Een dergelijk onderzoek kan zich immers slechts richten op hetgeen er daadwerkelijk wordt uitgezonden.
In de brief van Agentschap Telecom op 8 juli 2016 is op dit punt onder meer het volgende vermeld:
“2.1.2 Meerdere groene gebieden
Wat betreft uw vragen over het oordeel van het CBb uit 2012 dat “niet kan worden uitgesloten dat een op het ontvangstgebied van de betreffende frequentie gericht programma ook kan gelden als gericht op de luisteraars van een ander, bijvoorbeeld aangrenzend, frequentiebereik” (Vraag 8-a en b) merk ik het volgende op. Uit de formulering ‘niet kan worden uitgesloten dat’ volgt dat het hier om uitzonderingssituaties gaat en dat niet snel aan deze voorwaarde zal zijn voldaan. De uitzondering betreft het geval dat “groene gebieden” van twee kavels elkaar (ergens) overlappen of elkaar raken en voor zover via beide kavels één zelfde programma wordt uitgezonden. In een dergelijk geval is er naar mijn oordeel sprake van één regio. Met een verzorgingsplaatje waarop de groene gebieden van twee vergunningen zijn gevisualiseerd, kan beoordeeld worden of er sprake is van overlap of raken van beide kavels.”
Het agentschap stelt voorop dat het, bij de overlap waar op gedoeld wordt, moet gaan om kavels van dezelfde vergunninghouder. Het is immers aan een vergunninghouder om zich te houden aan de in zijn vergunning(en) voorgeschreven percentages regiogerichte programmering. Daarbij kunnen uiteraard alleen de aan die vergunninghouder vergunde frequentiegebruiksrechten (de groene gebieden) in aanmerking worden genomen.
In een uitzonderlijk geval kunnen meerdere groene gebieden van afzonderlijke kavels van dezelfde vergunninghouder tot één regio worden gerekend als er 1 programma wordt uitgezonden en er overlap is tussen groene gebieden van die kavels. De groene gebieden van die beide kavels vormen dan samen 1 regio. Wel moet aan de regiogerichtheidspercentages uit de afzonderlijke vergunningen worden voldaan. Praktisch betekent dit dat artiesten, presentatoren etc. afkomstig uit (d.w.z.: geboren in) de groene gebieden van de betrokken kavels als regiogericht kunnen meetellen voor het regiogerichtheidspercentage van beide kavels. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld verslagen van culturele evenementen en informatie als die op ten minste één groen gebied van beide kavels betrekking hebben.