Voorschriften en beperkingen besloten netten
Voorschriften en beperkingen verbonden aan vergunningen of toewijzingen voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van VHF/UHF/HF-radioapparaten voor landmobiele communicatie (besloten netten).
Artikel 1 Definities
In de voorschriften en beperkingen en in de bijzondere bepalingen wordt verstaan onder:
a De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)
De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat;
b Radioreglement
De meest recente versie van het Radioreglement met bijlagen, behorende bij de op 22 december 1989 te Nice tot stand gekomen Internationale Constitutie en Conventie van de Internationale Telecommunicatie Unie;
c Houder
De houder van de vergunning of toewijzing;
d Vergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.10 of 3.12 van de Telecommunicatiewet;
e Toewijzing
Een toewijzing als bedoeld in artikel 3.5 van de Telecommunicatiewet aan de vakministers van Justitie en Veiligheid, Infrastructuur en Waterstaat of Defensie;
f Radioapparaten
Uitrusting die naar haar aard bestemd is voor het zenden of het zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
g Basisstation Radioapparaat dat op een vaste plaats is opgesteld;
h Cell enhancer
Radioapparaat, ook wel repeater genoemd, dat signalen heruitzendt op dezelfde frequentieruimte als het basisstation;
i Mobiel station Radioapparaat dat niet op een vaste plaats is opgesteld;
j Zendvermogen Maximaal effectief uitgestraald vermogen (e.r.p.);
k Antennehoogte Maximale hoogte van de antenne boven het straatniveau ter plaatse.
Artikel 2 Gebruiksvoorschriften
1 De antennehoogte van een mobiel station mag ten hoogste 3 meter bedragen.
2 Cell enhancers zijn toegestaan als alleen de toegewezen frequentieruimte wordt gebruikt. Cell enhancers mogen de toegewezen parameters van het basisstation en het daaraan gerelateerd geografisch verzorgingsgebied niet overschrijden.
3 De houder dient het berichtenverkeer kort en zakelijk te houden en er zorg voor te dragen dat andere gebruikers niet worden gestoord.
4 Het zendgedeelte van het radioapparaat mag niet onnodig zijn ingeschakeld.
5 Naast de houder mogen andere personen de frequentieruimte ook gebruiken voor communicatie met de houder. De houder zorgt ervoor dat deze personen kunnen aantonen dat de houder hierin toestemt.
Artikel 3 Technische voorschriften
1 De antenne dient van een verticaal polariserend, rondstralend type te zijn.
2 Het radioapparaat dient te voldoen aan het bepaalde bij of krachtens het Besluit radioapparaten 2016.
Artikel 4 Storing
Het signaal van het gebruikte radioapparaat mag het etherverkeer en andere radioapparaten niet storen of belemmeren, tenzij:
a het Radioreglement of Nationaal Frequentieplan iets anders bepaalt;
b het radioapparaat dat storing of belemmering ondervindt niet voldoet aan de eisen die volgen uit de Telecommunicatiewet.
Artikel 5 Wijzigingen
De houder dient wijzigingen in de gegevens met betrekking tot de vergunning of toewijzing onmiddellijk schriftelijk aan de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur door te geven.
Artikel 6 Overige bepalingen
1 De houder heeft geen recht op exclusief gebruik van de toegewezen frequentieruimte.
2 In de bijzondere bepalingen kan worden afgeweken van deze voorschriften en beperkingen.